Op 5 december vierden we Sinterklaas. Kinderen zaten al weken vol spanning klaar voor wat er in de zak zit op pakjesavond. Bouwdozen, knutselspullen, poppen, de nieuwste FIFA-game. Ook ik kan me nog goed herinneren dat je de avond voor Pakjesavond nauwelijks de slaap kon vatten van spanning. En alhoewel mijn ouders ook wel eens iets nuttigs in de zak stopten, wilde ik, net als elk ander kind, uiteindelijk maar éen ding: speelgoed.
Als kinderen de kans krijgen, spelen ze altijd en overal. Want spelen is van levensbelang voor kinderen. Sterker nog: spelen is zelfs een kinderrecht. Zo valt te lezen in het VN-Kinderrechtenverdrag, dat ook Nederland heeft geratificeerd in 1995: “De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven.”
Mooie woorden. Toch is de praktijk, ook hier, weerbarstiger. Want samen spelen is helaas niet vanzelfsprekend. Kinderen met een beperking stuiten op extra fysieke en sociale drempels. Negen van de tien speelplekken zijn niet goed toegankelijk. Het toegangshek is niet te openen vanuit je rolstoel, paden zijn onbegaanbaar, speeltoestellen zijn niet bespeelbaar. Kinderen met een beperking zijn domweg niet in beeld. Want bijna altijd worden speeltuinen door volwassenen (zonder beperking) bedacht, niet met, maar voor kinderen met een beperking.
Spelen is een recht. En voor ons als samenleving is samen spelen een plicht wat mij betreft. Het veranderen van een mindset, hoe wij als samenleving omgaan met mensen met een beperking, begint bij de jongste generatie. Ik wil dat kinderen, met én zonder beperking, samen spelen, samen les krijgen, samen sporten, samen plezier maken. Zodat kinderen zich ervan bewust worden dat sommige een beperking hebben en andere niet. Want een inclusieve start is de basis voor de rest van je leven!